De test meet de hoeveelheid fosfaat (PO4) in bloed.
Fosfaten zijn nodig voor energie, spier- en zenuwwerking en botaanmaak. Fosfaat speelt ook een belangrijke rol bij de instandhouding van de juiste zuurtegraad (pH) van het bloed.
Ongeveer 75% van het fosfaat is als calciumfosfaat aanwezig in botten en tanden. De rest zit in spieren, zenuwen en als opslag in lichaamscellen waar het nodig is voor energie. Ongeveer 1% van het fosfaat wordt gevonden in het bloed.
Het meeste fosfaat in het lichaam is afkomstig uit de voeding (bijvoorbeeld bonen, noten, eieren, rood vlees, kip en vis). Het hormoon PTH uit de bijschildklier en vitamine D houden het calcium- en fosfaatgehalte op peil door ervoor te zorgen dat het lichaam meer/minder fosfaat opneemt uit de voeding of meer/minder fosfaat uitscheidt via de nieren.
Een te hoog fosfaatgehalte kan resulteren in orgaanschade doordat het fosfaat kan neerslaan (kristalliseren).
Terug naar overzicht