Cholinesterase uit serum. Deze test wordt gedaan om:
- een verlengde werking van spierverslappende medicijnen tijdens en na een operatie of verdoving te onderzoeken.
- de eiwitaanmaak in de lever te onderzoeken. Onderzoek naar leverfunctie is een reden om de test uit te voeren. De enzymactiviteit van pseudocholesterase biedt inzicht in de capaciteit van de eiwitsynthese in de lever.
De test bepaalt de activiteit van het enzym pseudocholinesterase. Dit enzym is nauw verwant met cholinesterase of acetylcholinesterase. Acetylcholinesterase wordt aangemaakt in de zenuwcellen en is belangrijk voor de afbraak van de zenuwprikkelende stof (neurotransmitter) acetylcholine in de zenuwuiteinden. Door afbraak van acetylcholine stopt de zenuwprikkeling totdat er via nieuw vrijgekomen acetylcholine een nieuwe prikkel wordt veroorzaakt.
Het verwante enzym pseudocholinesterase (ook wel acylcholinesterase of cholinesterase II genoemd) wordt niet in de zenuwen, maar in de lever aangemaakt. Het is minder specifiek dan het cholinesterase zelf. De rol van pseudocholinesterase in het lichaam is niet duidelijk er zijn geen ziekten bekend die verband houden met de werking van het enzym. Wel is gebleken dat een verlaagde activiteit van pseudocholinesterase een aanwijzing kan zijn om bepaalde verschijnselen te kunnen verklaren. Zo zorgt een lagere enzymactiviteit er bijvoorbeeld voor dat bepaalde spierverslappende medicijnen veel langer werken dan verwacht. Dit komt omdat door de verlaagde enzymactiviteit de werkzame stof (succinylcholine) in het medicijn vertraagd wordt afgebroken.
Ook kan een verlaagde enzymactiviteit een aanwijzing zijn voor een vergiftiging met organofosfor insecticiden. De werking van deze insecticiden berust op het remmen van cholinesterase met als gevolg overprikkeling van de zenuwen en vernietiging van het insect. Bij vergiftiging van mensen met dit type insecticide wordt niet alleen de cholinesterase activiteit geremd, maar ook de pseudocholinesterase activiteit verlaagd. De bepaling van pseudocholinesterase activiteit kan ook gebruikt worden voor het inschatten van de werking (eiwitaanmaak) van de lever.
Verlaagd
Een verlaagde activiteit van pseudocholinesterase betekent een verlenging van de werking van spierverslappende medicijnen (succinylcholine). De verlaagde activiteit is meestal het gevolg van een (erfelijke) afwijking in de enzymstructuur. Verder kan een verlaagde activiteit duiden op een vergiftiging met organofosfor insecticide of op een ernstig verminderde leverfunctie.
Mensen met Cholinesterase-deficiëntie mogen geen Articaïne toegediend krijgen volgens de Bosscher Stichting.
Tandartsen (maar ook o.a. huisartsen en dermatologen) werken graag met Articaïne, omdat het veruit de snelst werkende lokale verdoving is en diep in botweefsel doordringt. Ook in de zogenaamde ruggenprik zit vaak Articaïne. Er zijn prima alternatieven, die echter wel aanzienlijk langzamer werken.
Het menselijk lichaam kan Articaïne en Thiofeen niet zelfstandig afbreken. Teveel toediening van Articaïne kan schade veroorzaken zoals, leverfunctieschade, zenuwstelselschade, extra gevoeligheid voor straling, zuivelproducten, tarwe etcetera. De relatief snel merkbare gevolgen zijn vaak algehele malaise, extreme vermoeidheid, doofgevoel in gehemelte, binnenkant wangen, verlies van smaakzin, tintelingen in benen en armen, spieruitval, spasmen etcetera. Klachten die ook aan een ernstig B12 tekort ten grondslag kunnen liggen, hetgeen diagnose gecompliceerder maakt.
Ongeveer 4,5 % van de bevolking heeft door erfelijke afwijkingen een verminderde werking van het enzym Cholinesterase (PChE), of te wel een Cholinesterase-deficiëntie. Articaïne wijkt af, voor wat betreft zijn metabolisme, van andere lokaal anesthetica, doordat het als enig anestheticum door PChE wordt afgebroken. Mensen met een tekort aan dit enzym kunnen stapeling in de lever krijgen van Articaïne en uiteindelijk DNA-beschadiging. Ook in dit geval kan Articaïne een probleem geven met de opname van vitamine B12. In de bijsluiter van Articaïne staat expliciet vermeld dat mensen met een Cholinesterase-deficiëntie deze stof NIET toegediend mogen krijgen.
Marthe Bosscher is de ontdekker van de relatie tussen genoemde klachten en Articaïne. Er is een stichting opgericht om mensen en tandartsen te informeren en nader onderzoek te doen, de Bosscher Stichting.
Terug naar overzicht
Schrijf een reactie
Articaine staat onder BCHE butylcholin esterase farmacogenetisch paspoort. 1 jan. 2020 — 3)
Bij BChE bepaling zowel serum- (controle enzymactiviteit) als een EDTA buis (DNA analyse) afnemen en verzenden. ... articaïne. SLCO1B1. voorkomen is beter.
De Wetenschapswinkel Geneesmiddelen van de Faculteit Farmacie van de Universiteit van Utrecht heeft een onderzoek uitgevoerd naar de onvermoede bijwerkingen van articaïne. Dit onderzoek is gepubliceerd onder de naam: Articaïne, een literatuuronderzoek naar de ongewenste effecten. De Wetenschapswinkel Geneesmiddelen van het Universitair Centrum voor Farmacie van de Rijksuniversiteit Groningen heeft haar medewerking verleend aan een onderzoek dat is uitgevoerd onder de titel Articaïne. . Tevens is er op verzoek van de Bosscher Stichting een onderzoek ingesteld naar de epidemiologische aspecten van articaïne. Dit onderzoek is uitgevoerd in de vorm van een afstudeerverslag en in oktober 2001 verschenen in een (concept)-versie onder de titel Articaïne, maart-oktober 2001.
gebruikte middelen (als kind bij narcose met ballon/ Vier jaar geleden extreme reactie Ultratine ivm hechtingen bij wenkbrouwlift/ na tandartsbehandelin allemaal ontstekingen onder mijn kronen etc.)
Een particulier labonderzoek in Spanje gaf in januari aan dat ik een lage cholinesterase spiegel had die nog net binnen de norm viel. Een haaranalyse gaf een scala aan allergieën en tekorten. Ik loop hier tegen een muur bij de reguliere zorg. Ik denk dat er een erfelijk probleem is. Mijn moeder was erg allergisch voor aspirine en alcohol. Ik zit zelf nu van top tot teen onder de laag gradige ontstekingen en stik van de allergieën. Derhalve moeten al mijn kronen er uit maar ik ben bang voor de risico's van de gebruikte materialen, spuiten etc. Ben altijd moe en mijn hoofd lijkt op dat van een zware Altzheimer patient (ben 62 jaar). Ben ik bij jullie aan het goede adres.
Is dit onderzoek naar articaine de oplossing of kan ik beter andere testen doen? Ik weet niet waar ik antwoord kan krijgen.